問題一覧
1
De afspraak
Je belooft elkaar om iets te doen.
2
Uitpraten
een ruzie goedmaken door er samen over te praten
3
Opgewonden
druk, onrustig
4
De pion
Een poppetje. je loopt ermee bij een spel.
5
De volgorde
de manier waarop dingen na elkaar komen
6
De tekst
woorden en zinnen die bij elkaar horen.
7
Sip
een beetje verdrietig
8
De score
Het aantal punten dat je haalt bij een spel of een wedstrijd
9
Overleggen
samen praten over wat er moet gebeuren
10
De betekenis
Wat je ergens mee bedoelt.
11
Vals spelen
je niet aan de afspraken houden bij een spel
12
Het pictogram
een klein plaatje. je ziet erop waar iets is of wat je moet doen
13
Het bordspel
Een spel dat je speelt op een plat bord, je speelt het aan tafel.
14
Beslissen
Bedenken en kiezen wat je gaat doen.
15
De route
De weg die je gaat om ergens te komen.
16
De tip
een goede raad waar je meteen wat aan hebt.
17
De bron
Een tekst of plaatje waarin staat wat je wil weten.
18
De spelregel
een afspraak die bij een spel hoort
19
Teleurgesteld
Iets is minder leuk dan je dacht. je bent een beetje verdrietig
20
Opgewekt
vrolijk, blij